Tegengif, kleur en beton

Interview met Floris Hovers: tegengif, kleur en beton.

We spreken af met Floris op zijn kantoor en atelier in Raamsdonksveer. Bij binnenkomst word je meteen omringd door kasten vol kleurrijke objecten. Speelgoedautootjes, treinen, boeken. Het voelt alsof de kunstenaar de deur open heeft gezet naar zijn eigen hersenpan. Vrolijk, speels en licht. Floris verspilt geen tijd en toont meteen een aantal pronkstukken uit zijn collectie.

 

Verzamel je al lang speelgoed? 

Ik verzamel van alles. Als het me raakt of aanspreekt neem ik het mee. Ik heb op dit momenten een Lego-tic. Gisteren heb ik weer bakken besteld: twee tractortjes, een oude brandweerauto en een benzinestation. Ouwe poep. Ik heb ook veel houten speelgoed uit de DDR.

Zijn het vooral hebbedingetjes? Of ga je ervoor staan en even snuiven als je niet meer weet wat je moet maken?
Niet letterlijk, maar dit zit wel allemaal in mijn kop. Bij die Archetoys heb ik een Engelse bus gemaakt, zo’n dubbeldekker. Je moet dan niet gaan meten of lang kijken hoe hij er precies uit ziet. Als je hem vanuit je achterhoofd interpreteert wordt hij karakteristiek.
Londen Bus 

Je hebt veel oud Sovjet-spul, zag ik. 
Laatst keek ik een documentaire over de Trabant. Eigenlijk een deuzig, vervuilend wagentje. Ze hadden bijna geen metaal, dus zijn ze die auto bijna helemaal van geperste hennep gaan maken. Dat vind ik dan mooi. Met zulke tekortkomingen moesten ze toch hun dingen maken en dat zie je ook terug in het speelgoed. Dat fascineert me. Niet de politieke aspecten, maar hoe creatief mensen ervan worden.

Wanneer iets niet gemaakt wordt vanuit overdaad maar juist het idee is: ’We moeten één ding hebben, dus we gaan dát maken.’
En we gaan het maken zodat het gerepareerd kan worden. Een aantal jaren terug had je een tentoonstelling in de Kunsthal over Sovjet-design met een mooie conclusie, namelijk dat zij eigenlijk al veel verder waren met duurzaamheid. Het was niet het uitgangspunt, maar ze waren het wel.

Uit pure noodzaak. Vind je schaarste inspirerend?
Ik denk het wel. Hoe lekker het ook is dat alles kan tegenwoordig. Je bestelt iets en het is er, dat is fijn. Het maakt je alleen niet creatiever. Neem als voorbeeld 3D printen. Hartstikke bijzonder, maar het is zo dood als wat. “Ja, maar nu kan je dingen die we eerst fysiek niet konden,” zegt men dan. Daarvoor ben je mens. We hoeven niet alles te kunnen.

Dit gebouw is de oude betonfabriek van je vader. Heeft die familiegeschiedenis een rol gespeeld in je werk? Hier werden vroeger breedplaatvloeren gegoten. Dat was in de jaren ’60 helemaal nieuw, één van de eerste prefab-elementen. Ze werden gemaakt, er kwam een vrachtwagen en een kraan en je kon zo ‘bap bap bap’ een gebouw neerzetten.

We hadden het thuis goed, maar dat was niet het uitgangspunt. Er werden dingen zelf gemaakt en gerepareerd. Zuinig zijn op je spullen was belangrijk. Net als hard werken. Mijn vader was altijd dingen aan het bouwen voor ons. Speelgoed, karretjes voor achter de fiets.


Floris Hovers in zijn atelier

En jij? 
De grap is dat ik dat allemaal ook nog steeds doe. Vind ik heerlijk, hergebruiken. Schoenen die ik al drie keer gelijmd heb vind ik mooi omdat ze zo oud en lelijk zijn. Hier in deze fabriek heb ik vroeger gespeeld en ook veel dingen gemaakt. Ik denk niet dat het letterlijk een rol heeft in mijn werk – ik doe niets met beton –  maar ik vind wel dat je als ontwerper ook echt dingen moet kunnen maken.

Maken en spelen is belangrijk voor jouw werk, vroeger speelde je hier in de fabriek. Is dat eigenlijk nu nog steeds zo?
Eigenlijk wel. Daar word ik me steeds meer van bewust. Dat ik mijn jeugd niet wil loslaten. Je wordt ouder en je krijgt totaal andere verantwoordelijkheden. Dat is het nare. Ik moet er niet aan denken om één of andere zeikjob te hebben. Dat zie ik zoveel om me heen. We leven in een wereld vol bullshitbanen.

Ons systeem wordt steeds meer geautomatiseerd, maar mensen moeten toch werken.
Wat gaat iedereen doen? De nieuwe wereld staat me totaal niet aan. Niet dat iedereen arbeider moet zijn en met een boterham onder zijn arm op de fiets naar werk moet gaan, maar onszelf wegcijferen vind ik verdrietig. Het is alleen niet tegen te houden, de tsunami van ontwikkeling. Ook dat speelt mee in mijn ontwerpen. Niet letterlijk, want ik confronteer niet in mijn werk. Ik ben niet het type ontwerper dat een discussie wil uitlokken. Daar ben ik niet intelligent genoeg voor en dat is niet mijn taak.

Wat is wel je taak? 
Soms vind ik het wel eens saai worden. Dan denk ik: daar ga ik weer. Maar een ander blijft ook zijn hele leven strijden voor het milieu. Dus ja. Dit is mijn ding. Blijf alsjeblieft spelen. Veel mensen om me heen die nog jonger zijn dan ik zijn zoveel volwassener. Raak dat nou niet kwijt. Speel.

Hoe zou je spelen uitleggen?
Spelen is vaak gewoon beginnen. Veel van die werkjes van mij kan ik niet zomaar bedenken. Je zou tijd verspillen als je met pen en papier gaat zitten en erover na gaat denken. Ik heb liever dat ik drie dingen maak waarvan er eentje goed is dan dat ik lang nadenk over iets goeds maken. Die andere twee werken doen er ook toe. Al ben je daar misschien niet zo blij mee of denk je: Wat heb ik een boel tijd verkloot.

Negatieve dingen en lelijke dingen die geen goed eindresultaat opleveren, alles doet ertoe. Daardoor weet je wat je niet goed vindt en niet wil. Dat is ook een les. Ik zeg het ook tegen studenten. Je leven hangt er niet vanaf als je faalt. Je wordt niet in een kerker gegooid.

Dat vind ik mooi.
Mensen zijn zo serieus. Ik snap ook dat je volwassen moet worden en in een bepaald wereldje huist. Dat gebeurt, alles is een wereldje. We zitten in bubbels en hokjes. Die zijn er en dat is verder ook prima. Alleen ja, dat hokje moet wel open kunnen. Er moet een deurtje in.

Dat terwijl jij archetypes maakt. 
Je bent kunstenaar en ontwerper en dan zit je in een bubbel. Dat is zo, maar ik maak bijvoorbeeld óók muziek en ik heb gelukkig veel vrienden die hier totaal niet mee bezig zijn. Vrachtwagenchauffeurs, akkerbouwers. Ik probeer breed te zijn. Die openheid vind ik als ontwerper belangrijk. Om genoeg uit het wereldje te blijven.

Is dat ook waarom je hier bent blijven wonen? Het valt me op dat je veel stadsgezichten en skylines maakt, maar bewust op het platteland woont. Hoe zit dat?
Pasgeleden heb ik een werk gemaakt voor de Rijksoverheid. Een tweeluik dat precies op elkaar past. Een stuk platteland tegenover een Hovers-Skyline. Dat platteland is lang niet zo leuk om te maken. Het is saai. In werkelijkheid niet, natuurlijk, want je kan er doorheen lopen en slootjespringen en in een boom klimmen. Er is rust. Daar verlang ik naar. Maar als ontwerper en kunstenaar die uitspraken wil doen over kleuren en verhoudingen… Even kort door de bocht: platteland is groen. In de stad is het één grote kakofonie van alle kleuren.

Colorful City

Is het ook omdat voor jou niet echt iets te verbeteren valt aan het platteland? Van een stad kan jij een perfecte versie maken. 
Ja, dat is een goeie. Misschien is het juist omdat ik niet van de stad houd, dat ik die graag naar mijn hand wil zetten. Ik ben gefascineerd door kleur en verhoudingen. De stad is een middel waarin ik dat uit. Dit werk hier, het is geen letterlijke stad waar je kan wonen, maar het is wel een middel om verhoudingen te tonen en overzichtelijk te maken.

Dat is met natuur moeilijker, dat overzicht? 
Ja. Hoe ga je boompjes maken? Ik heb de vorm er nog niet voor gevonden.  Ik wil wel uitspraken doen, maar ik wil het ook niet vermoeiend maken.

Je geeft les, je maakt muziek met een band, je speelt zelf viool. Je maakt boeken en kunst. Is het nodig voor jou om altijd iets om handen te hebben?
Het is een afwijking, mijn onrust. Altijd iets te moeten doen. Ik denk niet dat ik de capaciteit of concentratie heb om maar één ding te doen in het leven. Een avond op de bank stilzitten en tv kijken ken ik niet. Ik ben soms jaloers op mensen die dat kunnen, maar het is tegenstrijdig. Ik vind dat je alles uit je leven moet halen en zoveel mogelijk moet doen met je tijd en je talenten. Niet alleen voor jezelf, maar ook richting anderen.

We hebben zonet naar je treintjes gekeken. Ik zie hier helikopters en tractors en kranen om je heen. Je hebt veel auto’s gemaakt. Voertuigen zijn een leidend thema in je werk. Wat trekt je daaraan? 
Dat ze in allerlei gradaties voorkomen. Neem een vorm en zet er wielen onder en het is een voertuig. Het woord ‘voertuig’ vind ik leuk. Of het nou een veegmachine, tractor, of Porsche is, ze hebben allemaal een karakter. Dat je daar dan lekker in zit en met een machine bezig bent die je van A naar B brengt, of dingen optilt die zwaar zijn, of iets wegduwt, dat vind ik mooi. Het is ook een kinderlijke naïviteit. Dat een vliegtuig – in feite ook een voertuig –  met zoveel ton de lucht in kan. Natuurlijk kan je dat allemaal uitleggen, maar hoe het werkt interesseert me minder. Dat het kan vind ik al gaaf genoeg.

Ik ben altijd onder de indruk van jouw kleurgebruik. Als ik een kleur zie kan ik zeggen: da’s een Floris Hovers kleur. 
Ik vind het grappig dat mensen dat hebben. Daar zit geen bewust iets achter. Mijn uitgangspunt is in principe altijd de primaire kleuren. Die zoek ik op. Niet letterlijk, want dat kennen we zo langzamerhand wel. Ik ga die kleuren dan afzwakken of versterken en dan zoek ik er accenten bij. Dat zorgt voor een palet. Het gaat allemaal om verhouding. Misschien is het toch een systeem, stiekem, maar niet heel berekenend.

Colored Buildings

De balans klopt altijd bij jou. 
Dat is eigenlijk het verhaal. De kleuren zelf maken niet uit. Er zijn geen lelijke kleuren. Zelfs poepbruin is mooi als je turquoise er tegenover zet. Dan ontstaat er een relatie. Die relatie is wat ik interessant vind. Fluorkleur gebruik ik graag als highlight. Als ik een heel gebouw in fluor doe, wordt het een naargeestig iets. Maar een dopje of accent erop met die kleur, dan komt het veel meer tot zijn recht. Alle kleuren zijn bij mij toegestaan. Ik heb geen hekel aan kleuren. Alhoewel, je zult weinig paars en oranje zien.

Paars en oranje?
Let daar maar eens op, die kom je nauwelijks tegen. Oranje alleen wanneer het moet. Als ik het toepas, zal het altijd richting rood gaan.

Is het omdat je in de jaren 70 bent geboren? Heb je teveel oranje gezien in je jeugd? 
Misschien. Ik heb er geen hekel aan, ik vind het prachtig. Ik pas het alleen niet toe. Het klopt niet in mijn werk. Net als paars. Paars vind ik een verschrikkelijke kleur, maar als ik dan weer een priester zie in paars gewaad vind ik dat schitterend.

Alle kleuren mogen er zijn, maar niet alles past in je werk.  
Klopt. Waarom dat nou precies is, kan ik je niet vertellen. Ik vind het grappig dat het mensen zo opvalt. Ik geef les in kleur, maar wanneer ik er boeken over lees denk ik: lekker belangrijk. Je kunt er veel over weten, maar dat betekent niet dat je er iets mee kan.

Kleur is ervaring en emotie. Het is ook zo met muziek. Je kunt een stuk helemaal perfect snappen en lezen en perfect spelen. De vraag is dan of je er mensen mee raakt. Zo is het met kleur, maar ook met vorm en kunst.


Plankstoel

Is muziek belangrijk voor je werk?
Muziek is wat mij betreft de hoogste kunstvorm waar een mens zich mee bezig kan houden. Het diepste instrument om mensen mee te raken. In wat voor situatie ze ook zijn, er wordt muziek gemaakt. Het lijden wordt bezongen, maar plezier wordt ook met muziek gevierd. Als je mijn kunst vergelijkt met muziek, vind ik dat het helemaal niet zoveel voorstelt.

Dat vind ik een bijzonder iets om te zeggen. Voordat ik hier kwam viel het me op dat het woord ‘nederigheid’ veel terugkomt in eerdere interviews.
Het heeft verkeerde associaties tegenwoordig. Mensen denken alleen maar aan bukken en kruipen. Dat is het niet. We leven in een schreeuwerige wereld en nederig zijn betekent ook dat niet iedereen zijn mening de hele tijd hoeft te schreeuwen. Het is tegenstrijdig. Als kunstenaar wil je erkenning en dat mensen je werk kopen en dat je ervan kan leven. Toch sla ik dicht als mensen enthousiast op me af komen en mijn werk helemaal fantastisch vinden. Dat is een vorm van nederigheid. Het is ook maar mijn vak.

Heeft het ermee te maken dat je niet per se mensen wil raken, maar dat het meer gaat om het proces en het uiten van jezelf? 
Ja, maar ik ben er wel bewust mee bezig dat mijn fascinatie en gevoel wel mensen raakt en soms zelfs emotioneert. Veel mensen worden door mijn werk hun jeugd in getrokken. Dat kan confronterend zijn. Mijn jeugd was fantastisch, maar er zijn genoeg mensen voor wie het juist een bijzonder nare tijd was.

Hoe naar iemands jeugd ook geweest is, jouw werk doet denk ik juist denken aan de lichtpuntjes in die tijd. 
Ja. De spullen die belangrijk voor je waren. Een autootje of blokken waar je zuinig op was. De positieve kanten. Er zit geen negativiteit in mijn werk, terwijl ik die heus ook wel zelf voel en meedraag. Richting de wereld, de valsheid van overheden, criminaliteit, ziekte en oorlog. Dat valt me zwaar. Misschien is dit het tegengif, spelen en maken. Dat vind ik een mooi woord altijd, tegengif. Je wordt door een slang gebeten en iemand moet tegengif voor je halen, ik vind het bijzonder dat het bestaat. Misschien is dit werk van mij een soort geestelijk tegengif. Meer kan ik er niet van maken. 

Solo expo Floris Hovers in Gallery Untitled 2022 / 2023

Interview door Jasmijn Kam