Voor het interview met Rik Smits hebben we afgesproken op de plek waar hij zijn kunstwerken ook maakt. Bij hem thuis.
Bij binnenkomst ligt er nog een potloodschets op tafel. Uit de precieze lijnen is een vaas met bloemen op te maken, zoals er ook al een aantal in Untitled te vinden zijn. Voordat we beginnen aan ons gesprek is er eerst nog werk te doen. De schets gaat van tafel. Er zijn net een paar eerste prints binnengekomen van de drukker. Na inspectie begint Smits met signeren.
Nou, ga van start! Ik kan gewoon nadenken terwijl ik dit doe.
Helemaal goed. Je had zonet hier het begin van een tekening liggen.
Ja, een schets.
Hoe zet je zoiets op? Is dit hoe al jouw tekeningen starten?
Ik begin met een titel. Daarna volgt een beeld in mijn hoofd.
Komt dat opeens opborrelen?
Ja. Een soort compositie. Dat is natuurlijk nog niet zo uitgewerkt als het uiteindelijk op papier terecht komt. Daarna denk ik na: Wat zou dynamisch zijn? Wat is mooi, wat is harmonieus?
Je hebt nog niet alle details in je hoofd.
Al die partijen zijn er niet, maar dan ga ik schetsen en bezig met de gum.
In je werk komen veel patronen voor. Wat ik me afvroeg was hoe je die bedenkt. Verzin je ze allemaal zelf of kijk je ze ook af?
Ik heb een heel archief. Dan doe ik bijvoorbeeld onderzoek naar 17e-eeuwse hoeden, jurken, stoffen, en dat verzamel, orden en rangschik ik. Wanneer ik dan een patroon nodig heb scan ik door het archief. Dit is wel een leuk voorbeeld: Zij draagt zo’n groene jurk met vogeltjes erop. Dat is baby-stof. Kinderkleren. Dat kan je gewoon niet zelf verzinnen.
Leuk.
Deze nieuwe bloemenvaas wordt Japans-achtig met roze bloemen. Eerst dan ga ik het midden zoeken -doe ik gewoon met liniaal- en dan teken ik de contouren van de vaas. Op een gegeven moment kom ik erachter dat iets te lang is of te kort. Dat gum ik dan. Zo vormt al schetsend en al gummend de compositie.
Als ik ernaar kijk en rust ervaar, weet ik dat ik klaar ben.
Dan is er ook niet meer de drang om daar aan te pielen?
Ik heb wel eens werken gemaakt waarvan ik dacht: ik voel het niet. In mijn werk is er best veel frictie van verschillende beeldelementen. Er is altijd heel wat aan de hand, maar ik probeer er voor te zorgen dat de kijker toch in één oogopslag kan zien dat alles in balans is.
Als die schets klaar is, wat is dan je volgende stap?
Vanaf dat moment is het eigenlijk een soort kleurplaat. Ik begin met één kleur en kijk dan stapsgewijs naar drie of vier kleuren die erbij passen. Ik vind het altijd interessant om een kleur toe te voegen die het een klein beetje uit balans trekt, maar toch nog in harmonie houdt. Dat is eigenlijk de moeilijkheid er van.
Je werk is vol van patronen en kleur, maar het doet nooit pijn aan je ogen.
Ik heb nu ook wel een soort arsenaal aan kleuren waarvan ik weet: “Oh, ik kan die vijf in een compositie gooien, dan komt het goed.” Een beetje zoals bij het expressionisme. Van Gogh had kleurenwaaiers en zocht complementaire kleuren bij elkaar. Bijvoorbeeld geel en donkergroen. Dat werkt altijd.
Dat zie ik hier in je huis ook veel terugkomen.
Daar kan ik dan weer geen credits voor nemen, mijn vrouw heeft alles ingericht. Deze twee werken hierachter zijn wel van mijn hand. Cadeautje voor mijn vrouw. Originele tekeningen.
Ik hoop wel dat je vrouw inderdaad originele tekeningen van je krijgt.
Hier zie je ook weer heel veel hele felle kleuren. Bijvoorbeeld fel oranje. Dat kan je eigenlijk niet echt niet gebruiken. Maar ik vind dat tof. Het spat echt van het papier af. Zeker als je het vergelijkt met waar ik vandaan kom.
Daar wilde ik ook naar vragen inderdaad. Je werk heeft dat betreft toch wel een soort transitie doorlopen. Je vroegere werk waren zwart-wit tekeningen van steden. Met weinig kleur erin.
Dat kwam later, ik begon met enorme balpentekeningen. Tot een docent tegen me zei: “Je maakt zulke uitgebreide werken. Weet je wel dat balpen ontzettend lichtgevoelig is?”
Toen ben ik begonnen met kleur- en lichttesten. Ik ben heel erg keen op dingen behouden. Je stopt er veel werk in en je maakt het zo mooi mogelijk. Dan is het niet leuk als het na een jaar weg is. Ik wil dat het een hele lange tijdlijn kan overleven.
En toen?
Toen ben ik de switch gaan maken naar potlood, grafietpotloden. Dat is wel heel lichtvast. Het is oerpigment en wordt uit koolstof gemaakt. Geen enkel licht kan dat afbreken. Sindsdien gebruik ik graag pure materialen. Ik meng geen kleuren. Ik koop een doos potloden en zoals ze erin liggen gebruik ik ze.
Ik heb ze getest op hun kleurvastheid. Destijds had ik een atelier op de zesde verdieping. Ik heb er lijntjes mee op een papier gezet. Daarvan de helft afgeplakt en dat papier heb ik jarenlang tegen het raam van mijn atelier gehad, in het zonlicht. Ze behouden inderdaad hun kleur.
Er zitten veel Oosterse invloeden in je werk. Waar komt dat vandaan?
Mijn werk was eerst best wel Westers. De nieuwe tekeningen zijn zowel stilistisch als filosofisch Oosters. Of het een bewuste overstap is weet ik niet. Ik was op zoek naar een persoonlijker thema en ik denk Ik denk dat het meer invulling is van wat daarbij nodig was. Die dynamische composities en kleurrijke werken met hoge symboliek pasten er beter bij.
Als je het terugbrengt naar mijn jeugd denk ik ook wel dat ik geïnspireerd ben door manga en computerspelletjes van vroeger van SEGA. Die vlakke vorm van vertellen, een verhaal in 2D. Oude prenten werkten ook zo.
We hebben twee werken in de galerie hangen, waar je nog wat kan zien van die transitiefase van je werk, toch? Die kleurelementen tegen zo’n zwart-witte stad.
Ik zal mijn laptop erbij halen en mijn beeldarchief laten zien, dan krijg je een beter beeld van waar het vandaan komt.
Rik bladert door zijn archief. Er komen enorme tekeningen voorbij, van een grote stad vol gebouwen die bekend aanvoelen, maar dat net niet helemaal zijn.
Ik had dus die hele grote stad gemaakt en ik wilde dat dan geofictief uitbreiden met allerlei ondersteunende tekeningen. Toen ik afgestudeerd was merkte ik dat mensen meteen zoiets hadden van: “Dit heb je gedaan, wat ga je nu doen?”
Dat ging me veel te snel. Dus ik ben gewoon doorgegaan. Honderden tekeningen gemaakt.
Wanneer maakte je een switch naar je werk van nu?
Je gaat trouwen, je krijgt kinderen, je maakt dingen mee. Je krijgt levenservaring. Ik voelde niet meer de noodzaak om sociaal geëngageerd werk te maken.
Het lukte me niet om ineens van het één en ander te gaan. Ik ging die steden weer maken, maar dan met kleurrijke graffiti, reclameborden en neon erin.
Wanneer kwam het moment dat je voor het eerst zo’n scene had gemaakt zoals je expo van nu in Untitled?
Ik begon in 2017 schetsen te maken. Puur om te kijken van: “Kan ik zonder die stad?” Dat is uitgegroeid tot de expo die we nu hebben. Het is veel dichter bij me gaan staan, het werk. Ik zie deze tekeningen als een verbeelding van een levensreis.
Op een afstandje zijn het altijd hele lieflijke tekening met al die kleuren en patronen. Heel aantrekkelijk. Maar als je goed kijkt zie je zwaarden, tijgers met ontblootte tanden en gevaar.
Het leven is ook niet lieflijk. Bijvoorbeeld dit werk: Ik luisterde toen naar een nummer van Bob Dylan. “It is not dark yet but it is getting there”. Hoe donker kun je het maken?
Toch, ik ben juist iemand die dan de strijd aan wil gaan. “It’s not light yet but it’s getting there”, heb ik mijn werk genoemd. Het wordt wél licht.
Is het jouw verhaal dat we nu in je tekeningen zien?
Ik denk dat het ieders verhaal kan zijn. Als een werk slaagt is het een universele vertaling van emotie.
Dan kan iedereen er een stukje van nemen.
Ik denk dat we veel meer gemeenschappelijke wezens zijn qua behoeftes. Iedereen heeft honger als je niet eet en het koud als het koud is. Iedereen heeft behoefte om er te zijn en om erkend te worden. Dat is zo universeel. Het gaat voor mij om strijd en obstakels die je onderweg naar die dingen ontdekt. Hoe overwin je? Wie is vriend? Wie is vijand?
Is dat de reis die je probeert af te beelden in je tekeningen?
Ik zie het als een soort sociologisch en psychologisch spel. Dat past dan ook weer bij die levensreis. Omdat je als mens tijdsbesef hebt, weet je ook dat het leven eindig is. Die levensreis wil je optimaal doen, dus je bent vooral geïnteresseerd in kansen. Mensen spelen spelletjes die erop gemikt zijn om optimal survival te krijgen. Dat kleden we heel mooi aan. Net als in mijn tekeningen.
Interessant.
Als je die natuurwetten negeert, dan verzuip je. Je gaat je gaat tegen de stroom van het leven in. Het leven is veel groter dan het individu. Daarom vind ik gevallen celebrities ook zo interessant.
Tijdens je artist talk bij de opening vertelde je dat een van de titels van je werk gebaseerd is op een uitspraak van Justin Bieber.
Celebrities zijn mensen die eigenlijk een jump maken over de natuurwetten heen.
Ik keek televisie en dan heb je op Comedy Central The Roast. Dan worden mensen verbaal afgemaakt door collega’s. Bieber was de gast, hij moest incasseren.
Aan het einde mocht hij nog iets terugzeggen en toen zei hij: “It isn’t the way a man falls, but the way he recovers from his fall that defines his character.” Ik vond dat geniaal. Daar kwam meteen een beeld bij.
Gaaf.
Als je nooit valt, kan je ook nooit leren. En dan kan je ook nooit ontwikkelen. Mensen die wij bewonderen zijn allemaal mensen die klappen hebben gehad, en het is juist dat wat essentieel is, denk ik.
Je bent in je werk heel veel bezig met symboliek. Er figureren veel personages in je tekeningen. De meest opvallende daarvan is de geisha. Wat betekent zij voor jou?
De geisha staat voor vrouwelijkheid en kracht. In essentie is het leven gevaarlijker voor een vrouw dan voor een man. Als het, wanneer je de strijd aangaat, gevaarlijker is om te overwinnen en trotseren, dan symboliseert vrouwelijkheid voor mij nog veel meer kracht.
Dat klinkt wel heel binair.
Ja, natuurlijk. Daar is niets empirisch aan, terwijl ik empirisch onderzoek doen juist belangrijk vind. Je zou genoeg voorbeelden uit de realiteit kunnen vinden die zo’n hele hypothese over kracht onderuit halen.
Het is patriarchaal en ouderwets, maar het is cultureel wel heel erg geïntegreerd in onze denkwijze. Ik zoek voor mijn werk graag archetypes op. Misschien haast wel stereotypes.
Je zoekt die archetypes ook op om als symbool te gebruiken. Een geisha is een vrij gekunstelde manier om een jonge vrouw weer te geven. Heel erg opgemaakt, ze heeft altijd een masker van make-up op. Dat is iets wat ook veel voorkomt in je werk, maskers.
Het gaat veel over aankleden en de maskers die we als mens dragen. Een andere persoonlijkheid adopteren. Je kiest afhankelijk van wat de situatie van je verlangt om een persoonlijkheid naar voren te laten treden. Als je bijvoorbeeld naar een bruiloft gaat, dan trek je een kostuum aan en ga je er met een andere persoonlijkheid heen. Dat vind ik heel interessant.
Dus de manier waarop we onszelf vormen voor de buitenwereld?
Je omgeving vormt jou. En jij vormt je naar je omgeving. Daarmee bedoel ik dat die omgeving heel machtig kan zijn. Dat is ook waar de zonnebloemen van “I am small and the world is big, but I will conquer” voor staan.
Kan je daar meer over vertellen?
Als mens heb je een tijdlijn van zo’n honderd jaar, als je heel veel geluk hebt, en de wereld heeft een tijdlijn van miljarden jaren. Je bent eigenlijk klein en heel kwetsbaar en de wereld is groot en jij moet je transporteren door de wereld heen. De wereld verandert niet snel, maar jij als mens wel.
Zie je je werk als een pleidooi voor strijdbaarheid?
Iedereen heeft in zijn persoonlijk leven wel een tijd gehad dat hij dacht: ik kan niet meer, ik ga er geen moeite meer voor doen. Nou, dan loopt het niet goed af met je. Dan lukt niks meer. Ik heb vaak genoeg nog een stem in mijn hoofd die dat zegt. Maar je moet doorgaan. Niet opgeven.
Het is een oneerlijke strijd. Maar je moet hem wel aangaan.
Interview door: Jasmijn Kam
Beeld bovenaan interview: Neither kindness nor for force will make me give away my secret © Rik Smits
Ben je nieuwsgierig geworden naar het werk van Rik Smits? Je vindt een overzicht van al zijn beschikbare werken in Untitled op onze webshop. “All things grow”, zijn solo expo in Gallery Untitled, duurt nog tot 20 februari.