Over ruimte innemen, metal en haaientanden: In gesprek met Luuk Bode

Het atelier van Luuk Bode heeft een bepaald soort opgeruimde chaos. De ruimte voelt schoon en leeg aan, al wordt geen enkel hoekje niet gebruikt. Op een vide staan een aantal van zijn enorme schilderijen tegen elkaar als in een boekenkast.

Bodes atelier is licht en zit op de bovenste verdieping van het gebouw aan de Koningsveldestraat, waar je ook Gallery Untitled kan vinden. In de hoek van de ruimte staat een bomvolle kast met cd’s, boeken en lp’s. Daarnaast een grote geluidsinstallatie. Wanneer je beter kijkt, zie je tussen al die dingen nog sporen van eerdere invloeden in Luuks werk. Worstelfigurines, poppetjes met grote stripogen en rijen kunstboeken. Bij aankomst scheurt hij een pak roze koeken open. 

“Twee dingen,” zegt hij, terwijl hij de verpakking weggooit. “Het nadeel is dat het niet de echte zijn. Het voordeel is dat we er zes hebben.”

We nemen plaats aan een grote tafel bij het raam. Het blad was ooit wit, maar is nu bezaaid met verfvlekken en andere kleurrijke overblijfselen van het maakproces. Bode gaat zitten maar staat meteen weer op. Hij zet koffie en pelt het vetvrije papiertje van de roze glacélaag af. Dan beginnen we. 

Luuk, de oplettende bezoeker van Gallery Untitled heeft je misschien al op de hoogwerker gespot de afgelopen tijd. De muurschildering op het gebouw hiernaast is eindelijk af. Ben je blij met het resultaat?
Als hij nu goed opdroogt ben ik er blij mee. Ik ga er straks elke dag tegenaan kijken. Dus ik heb tijdens het schetsen ook een extra week eraan vastgeplakt. Ik wil niet iedere dag ergens naar kijken waar ik niet zo blij mee ben, dat is de hel.

Dat schilderproces was best een taaie de afgelopen weken, vooral door het weer. Is dat voor het eerst? 

Nee. Bij buitenprojecten weet je van tevoren dat er stront aan de knikker gaat komen. Alleen nog niet wanneer en waar en op wat voor manier.

Welke textuur.
Dik of dun.

Van die maïskorreltjes.
Ja, stukjes. Maar dat is een gegeven, die stront. Ik had het daarover met Marleen van Murals, zij heeft meerdere van dit soort projecten begeleid en ze zei dat het bij mij wel heel erg is iedere keer.

Och nee.
Deze muurschildering op het plein was voor begin mei gepland. Wie verwacht er dan vier weken regen? We hebben de eerste week nog doorgeschoven en toen zijn we van start gegaan. Maar er waren zoveel dagen dat ik niet kon werken dat we het uiteindelijk moesten verlengen. Wat ook dit keer wel zwaarder was is dat je meestal met dit soort projecten, zoals in Eindhoven bijvoorbeeld, in een ploegje werkt.

Dit was in je eentje.
Ja, en dat is toch heel anders. Op gegeven moment stond ik in de tweede week met een grauwe lucht en er stonden een paar grijze lijntjes in die verder witte vlakte en toen dacht ik: mijn god, waar ben ik aan begonnen.

Je liep ook wel met je ziel onder je arm.
Ik was geen happy camper. Maar het is wel vaker zo. Ik snap ook niet dat mensen dit als hobby doen.
Ik voel me soms net een junkie. Als het dan klaar en gedaan is heb je een rush.  En daarna is het weer wekenlang hosselen voordat je je volgende fix hebt. Maar het gevoel als het klopt en het werkt en het staat goed, dat is onbetaalbaar. Maar die fixes die zijn maar schaars.

Wat mij heel erg opviel is dat er groen tussenzit. In je expo en hier in je atelier is die kleur nergens te bekennen. Is dat een unicum?
Ja. Ik vind groen eigenlijk vaak een stomme kleur, die het bijna nooit goed doet in mijn werk. Maar als je een werk in een omgeving gaat maken is die omgeving je vertrekpunt. Ik gaf in de zomer een tekenworkshop met kinderen om een feeling te krijgen van wat zich hier allemaal afspeelt. Heel veel kinderen tekenden meteen het groene klimrek. Dat was toch een visueel ankerpunt. Toen had ik wel zoiets: het moment dat je die kleur gebruikt zit de mural meteen vast aan het plein.

Dan heb je meteen verbinding. 
Ja. Het is niet een kleur die ik zo snel in een schilderij zou stoppen, maar wel eentje die hier heel belangrijk is. Sommige kleuren laat ik terugkomen, anderen voeg ik toe. Je zou kunnen zeggen dat dat willekeurig is. Maar ik denk dat hij nu zo goed in de omgeving aansluit omdat je aanhaakt op wat er gaande is en tegelijkertijd verrijkt.

Je zei zonet dat je tijdens het schetsen een week eraan vastgeplakt hebt. Hoe lang heeft dat maakproces uiteindelijk geduurd?
Da’s een beetje lastig te zeggen, maar de eerste mail erover is denk ik uit oktober 2019. Toen ben ik bezig gegaan met mailen, mensen interesseren.

Het is dus eigenlijk al een driejarig proces? 
Ja, zoiets. Het uiteindelijke schetsproces is dan wel van afgelopen zomer.

Je zit nu ook al zo’n drie jaar in dit pand? 
Ja.

Bevalt het?
Ja het is heel tof. Ik zat eerst op Zuid. Maar dat pand stond al heel lang in de etalage, dus er kwamen steeds meer mannetjes met koffers en mapjes. Op gegeven moment werd het me iets te heet onder de voeten. Het is inmiddels ook opgedoekt. Verkocht.

 Ik ben precies op tijd overgestapt. Wat ik er wel fijn aan vond is dat het wat ruiger was. Als er mensen in het vorige pand over de vloer kwamen moesten ze door een geur van verschraald bier, zware shag en statiegeldflessen. Nu ruiken ze versgebakken taartjes. Het hangt een beetje van de doelgroep af of dat in mijn voordeel werkt of niet.

Ik fietste toen iedere dag vier keer de Erasmusbrug over. Twee keer heen, twee keer terug. ‘s Ochtends en ‘s avonds om te werken. Is goed voor de beenspieren. En die fietstocht mis ik wel enorm. Vooral laat, als je dan gaar middenin de nacht terug fietst, was dat fijn.

Dus je werkt vaak ’s avonds?
Ja. Eerst overdag van tien tot drie en dan ’s nachts weer van tien tot drie. Het is nu helaas wel een minder fijne fietstocht, naar dit atelier. Als je naar Zuid gaat heb je van die afgesloten fietspaden en kan je goed vaart maken. Die brug was heel spectaculair iedere dag, en de lucht is elke dag anders. Al heb ik dat nu in mijn atelier wel. Ik heb hier een goede skylounge. Om drie uur gaat het helemaal open. 
Ik houd van licht in mijn ruimte en dat had ik op Zuid minder, daar stond er een boom pal voor mijn raam.
Toen zat ik meer in de stad en nu kijk ik van een afstand naar de stad. Dus ik denk dat dat mijn werk wel gaat veranderen weer.

Want de stad is een inspiratiebron voor jou?
Ja. Dat is ook wel gekomen toen ik dat atelier op Zuid had. Toen merkte ik dat het ging verschuiven. Daarvoor had ik een atelier thuis en merkte ik dat ’s avonds laat pas de deur van het slot ging. Ik kwam toen niet zoveel buiten. 
Dus mijn stripboeken en platenhoescollectie, daar kwam toen veel vandaan. En de Indiase toko’s om de hoek. 

Daarna merkte ik dat ik veel dingen tijdens die fietstocht tegenkwam die ik ook verwerkte in het werk dat ik maakte.

Dus wat minder naar binnen gekeerd en meer naar buiten? 
Ik zag vooral andere dingen. Ik vond het in Zuid heel mooi hoe rauw en grauw het was. Toen viel me op: als er weinig is, dan ga je kijken naar wat er wel is. Dat zijn soms hele minimale dingen. Mijn manier van kijken naar de omgeving buiten werd veel intenser.

Neem bijvoorbeeld haaientanden. Die zijn iedere dag anders. De ene dag trekt er een modderspoor overheen en de andere dag ligt er een weggedwarreld herfstblaadje. Ze zijn allemaal anders ingesleten. De zebrapaden ook. Daarvan is geen baan hetzelfde. En die concentratie van kijken was daardoor enorm toegenomen.

Ik vind dat hier nu in Noord lastiger. Al die huizen met die kutkrulletjes en weet ik wat, dat is wel ineens veel informatie van mij.

Het is wat lieflijker en braver hier inderdaad. 
Daar moet ik nog wel aan wennen. Ik merk nu al aan deze laatste reeks dat mijn werk wat meer over zichzelf gaat. En over het maken van dingen. Snippers en snij-afval wat hier rondslingert in mijn atelier bijvoorbeeld. Die pak ik nu sneller op om naar te kijken. Het gaat nu wat hermetischer worden.

Als tegenhanger voor dat hermetische: je bent als kunstenaar niet bang voor leegte. Bij de expo heb je een aantal werken opgehangen met een vrij open middenvlak.
Klopt. Maar als je lang genoeg ervoor staat dan gaat er ook wat gebeuren met die leegte. Die daar achter is wit en daar ontstaat bijvoorbeeld diepte. Als je lang genoeg kijkt gaat die leegte zich vullen met iets. Ik ben er niet bang voor. Het is juist iets waar ik mee bezig ben. Ook met de balans tussen wat je wel en niet doet.

Hoe gaat zo’n proces in zijn werk wanneer je een nieuw schilderij gaat maken? Verschilt dat bijvoorbeeld van werk tot werk? 
Ik weet niet zo goed hoe ze ontstaan. Ik heb heel veel schetsen liggen en meestal pak ik stukken van iets wat geslaagd is en dan ga ik knippen, plakken, scannen, schuiven, inscannen, digitaal klooien, digitaal knippen en plakken, uitdraaien, knippen plakken, tekenen. En zo gaat het eigenlijk een beetje heen en weer.

Het gaat meestal in reeksen. Op gegeven moment ben ik bijvoorbeeld bezig gegaan met het idee dat als je van ieder werk het meest geslaagde stuk pakt en dat weer bij elkaar zet er één heel goed werk uit moet komen. Maar zo gaat het dus niet. Als je dingen gaat combineren gaan ze toch altijd weer anders werken. Nieuwe combinaties zijn nieuw werk. Ik vind het wel mooi dat je daardoor bepaalde stukken uit werken zie echoën in de volgende. Waardoor het samenhang en connectie krijgt.

Dus voordat je begint met het uiteindelijke schilderwerk heb je de schets wel klaar?
Ja. Ik heb een hele ouderwetse overheadprojector en een digitale sheet waarmee ik projecteer en dan schilder ik over. Je zou dan eigenlijk zeggen: dan is-ie al af. Maar na het overzetten voeg ik soms nog heel veel kleur toe of ik verander nog dingen. Wanneer dingen in het klein werken vragen ze om een bepaalde schaal, maar in het groot heb je die dan soms weer niet nodig.

Je werken zijn flink. Die muurschilderingen zijn groot, maar je schilderijen zijn ook best joekels.
Deze zijn eigenlijk heel beschaafd.

Luuk wijst naar de schilderijen die boven staan.

Dus er zijn nog veel grotere?
Deze hier rechts gaat helemaal door tot aan de muur. En in Gallery Untitled hangt straks een drieluik van vier en een halve meter.

Wanneer ben je begonnen met grote werken maken?
Toen mijn atelier groot genoeg was.

Je bent eigenlijk een goudvis die zich aanpast aan zijn kom?
Toen ik op zolder werkte waren ze nog beschaafd. Wat me heel erg aanspreekt van groot werk maken is de monumentaliteit die krijgt. En het feit dat je in een werk kan verdwijnen als je ervoor staat. Dat het overal om je heen is. Overal in je blikveld.
Het is totaal onhandig die formaten. Ze zijn moeilijk om te verkopen, duur om te vervoeren, duur qua materiaal. Noem het maar op. Maar als ik bezig ben zie ik het op een bepaalde manier voor me en dat moet het dan worden. Ik heb dat niet zelf voor het zeggen.

Het hoort zo te zijn. 
Soms denk ik wel: Ja, godver, daar gaan we weer.

Ik las een interview van jou van toen je net een aantal grote werken gedebuteerd had en daarin zei je: “Als je met een groot werk faalt, faal je ook meteen gigantisch. “
Ja. Schilders die groot werken worden ook vaak als macho’s neergezet.  Alsof ze het alleen doen om indruk te maken.

Daar heb je weer een vent die ruimte in neemt. 
Ja. Je moet het wel goed doen, als je die ruimte pakt. Ik houd er wel van als de messen op tafel liggen.

We hebben het veel gehad over je huidige werk. De laatste twee werken die we van jou in Gallery Untitled hadden waren een in opdracht gemaakte print van Marx en een beeld van Jezus met een zonnebril op zijn gezicht en gele Nike Air Max aan zijn voeten. Dat lijkt in eerste instantie erg af te staan van wat je nu maakt. Ervaar je dat zelf ook zo?
Ja. Ik zou ook moeite hebben als je dat in één ruimte zou presenteren. Voor mij is dat proces wel heel gradueel gegaan. Als je het eerste abstracte werk ziet, zit dat nog best vast aan dat figuratieve. Maar toen ik figuratief werk maakte zaten er ook vaak elementen in die mensen niet helemaal snapten. Toen was ik ook al eigenwijs. Dit is hoe het eruit hoort te zien, zo moet het zijn. Toen dacht ik: als ik die beeldtaal vasthou maar dat de voorstelling niet meer per se iets hoeft te zijn, wat gebeurt er dan? Toen werd alles opeens weer onbekend en nieuw.
Figuratief werk heb ik ook nooit gemaakt om mensen te pleasen. Dat ging in de eerste jaren ook tegen een bepaalde stroming in. Maar dat was voor mij wel noodzakelijk. Om niet uit gekeken te raken of een one trick pony te worden.

Je wil niet dat er gewenning ontstaat?
Ik wil niet dat het avontuur uit mijn werk gaat. Dan wordt het saai. Productie draaien. Dan kan je dat net zo goed in een beter betaald vakgebied gaan doen. De doelstelling is nooit veranderd.
Halverwege de academie ben ik werk gaan maken met de vraag: “Als jij nu deze zaal binnenkomt, wat zou je dan aan de muur willen hangen? Wat zou je zelf het liefste zien? Wat mis ik zelf in de wereld wat er nog niet is?”

Als het er nog niet is, moet je het maken. Als iemand anders het maakt hoef jij het niet meer te doen, dus dan ben je snel klaar. Je smijt van alles wat je te gek vindt op een hoop en dan komt er een nieuw amalgaam uit. Ik kom natuurlijk uit een tijd waarin men zei dat zogenaamd alles al gedaan was. Ieder idee. En dat je het alleen maar kan halen uit nieuwe combinaties. Dat is ergens natuurlijk een beetje jammer.

Dat je daarmee opgestart bent. 
Ja. Dat was in de jaren negentig een overheersende gedachte. Maar deze schilderijen waren er nog niet. Tot ik ze maakte. Ik ben wel consistent gebleven. Door die hele ontwikkeling heen. Wat ik wilde zien heb ik gemaakt. Hoe onhandig groot of onbegrijpelijk ook.

We zijn al bij de stad geweest als inspiratiebron voor jou. In je eerdere interviews las ik over stripboeken. Is er iets wat je nu aan het lezen bent?
Ik was sowieso altijd meer een stripkijker dan een striplezer. Heel vaak had ik niet zoveel met het verhaal. Ik heb eenmalig wel een stripblad gemaakt, maar ik merkte dat ik niet zozeer de behoefte had om verhalen te vertellen. En des te meer om beelden te maken. Op gegeven moment is mijn interesse in strips wat verzwakt. Er zijn een paar tekenaars die ik nog volg. Charles Burns. Geof Darrow. Maar verder is het verschoven. Ik heb zelfs een deel van mijn stripcollectie naar de Slegte gebracht en er een stapel kunstboeken voor teruggekocht.

Heel symbolisch.
Ja, eigenlijk wel. Daar ging een hoop spul waar ik op uitgekeken was.

Wat je nu maakt is heel schoon werk, maar het is wel scherp. Met soms letterlijk scherpe randjes, zoals in de werken van snippers. Hoe ervaar jij dat? 
Sommige mensen worden misschien onrustig van mijn werk. Of ze vinden het onrustig. Ik vind dat niet. Ik vind wel dat er actie moet zijn. En dat er beweging in zit. Dat het soms ook zo scherp is dat het bijna een beetje onaangenaam wordt. Het mag schuren. Dat schone dat maakt dat scherpe ook juist wel mogelijk. Ik houd er wel van dat dingen zijn wat ze zijn. Zwart is zwart. Rood is rood. Die helderheid. Misschien ook wat je in je omgeving aan helderheid mist. Dat voeg ik graag toe.

Daar wilde ik je ook naar vragen. Je werken in de openbare ruimte zijn vaak middenin steden. Daar is het al gauw wat stoffiger of viezer of rauwer om je werk heen. Dan is zo’n groot en schoon en fris werk ook een statement. 
Ja, dat doet wel heel veel met de omgeving. Dat het echt een kraakheldere witte muur is met zo’n heldere vorm erop, dat brengt wel ineens een heel duidelijk gebaar op de plek.

Als ik zo naar je schilderijen kijk kan ik geen kwaststreek ontdekken. Vind je het fijn om in het uiteindelijke werk geen sporen te vinden van het werkproces? 
Dat heeft ook te maken met objectiviteit. Als ik een vorm wil weergeven moeten mijn eigen fysieke beperkingen daar zo min mogelijk afbreuk aan doen. Dat geeft het een bepaalde puurheid. Dienend aan de vorm.

Je zet zelf een stap terug. Je vangt een beweging en dan is het er. 
Ja. Alsof het er altijd al was. Niet aan een bepaalde tijd te verbinden. Het lijkt wel te bewegen, maar het mooie van het schilderij vind ik dat je als er naar kijkt, daar geen tijd aan verbonden zit. Dat is wel met een film of voorstelling of met muziek. Dit werk, hier zo voor staan, kan eeuwen duren of een flits. Dat je dat in de schilderkunst niet hebt is de grootste aanwinst.

Ik zag daar in dat hoekje veel cd’s en platen staan. Je bent omringd door muziek. Is dat ook iets dat voor jou tijdens het werken van belang is? 
Ja. En ook ouderwets plaatjes draaien. Ik koop ook wel nieuw spul, hoor. Maar ik kom ook nog steeds terug bij de Iron Maiden plaat die ik kocht in ’83. Toen vond ik het gewoon heerlijk om op mijn kamertje te zitten en lp’s te draaien en stripjes te tekenen. Dat vind ik nog steeds de beste plek om te zijn. Plaatjes draaien en tekenen. Dat houdt het allemaal dragelijk.

De muziek helpt je?
Absoluut. Ik merk ook wel dat sommige werken heel erg aan bepaalde platen vastzitten. Of andersom. Of dat ik tijdens bepaalde onderdelen van het werk het fijn vind om bepaalde dingen te draaien. Nog steeds veel metal ook. En wat ik heel vaak draai de aflopen jaren in Sun O))), dat is een soort gitaarruis. Geen drum of zang. Dat metselt alles dicht. Er is geen geluid meer van buiten. En dat is heel fijn.

Als je nou bezoekers van je expo een koptelefoon met een ideale soundtrack voor het ervaren van jouw werk zou kunnen geven, wat zou je daar dan op zetten?
Hier moeten ze wel een goede koptelefoon voor dragen. Dit is ook een fijne installatie, die ik hier heb.
Als je naar optredens gaat is het dit, maar dan oorverdovend hard. Dan voel je het in je lijf. Bepaalde frequenties voel je in je armen, anderen gaan recht door je broekspijpen heen, of ze drukken op je middenrif. Als je eruit stapt is het alsof je uit de wringer komt. Een massage van geluid. Je raakt je gevoel van tijd kwijt. Dit is enorm minimaal en maximaal tegelijk.

Luuk staat op en pakt een cd uit de kast. Het is dezelfde band als waar hij het eerder over had. Sun O))). Uit de speakers komt een muur van geluid. Het is donker en allesoverheersend. De gitaren scheuren en brommen. Met het gitaargeweld op de achtergond ronden we ons gesprek af. We kijken nog even vanaf het balkon van zijn atelier naar de nieuwe muurschildering. Een paar dagen later is de expo af. De werken die hangen zijn groot, overheersend, scherp, duizelingwekkend. Maar met een overtuigende precisie en controle. Minimaal en maximaal tegelijk, en zonder een spoortje angst voor leegte. 

De expo Invading Space is nog tot en met 12 september te zien in Gallery Untitled. Wil je het werk van Bode alvast bekijken? Een overzicht van al zijn werken in de galerie vind je op onze webshop.

Solo expo Luuk Bode | 11 juni – 12 september
Elke vrijdag, zaterdag en zondag 11:00 – 17:00 zijn we open.

Interview door: Jasmijn Kam

 Foto boven: Luuk Bode in zijn atelier