Spelen met vormen en een huis zonder vazen: langs bij Laura Schurink

Laura Schurinks atelier inlopen voelt alsof je je entree maakt in een snoepwinkel vol pastel. Bij binnenkomst vallen als eerste de werken op die al af zijn, klaar voor de aankomende solo-expositie van Schurink in Gallery Untitled. Ogenschijnlijk simpele maar toch spectaculaire totems en sculpturen.

Composities van pastelkleuren, op sokkels die aangekleed zijn met losjes gedrapeerde stoffen. Dan valt je oog op de bomvolle kasten. Stukken hout, schaaltjes, ballen, cirkels, blokken en rechthoeken. Soms is het nog mogelijk om te zien wat zo’n onderdeel ooit was, vaak is het voorwerp alleen nog te waarderen als wat Laura ze zelf noemt: “Een vorm.”

Het klinkt misschien chaotisch, maar er is orde in de verzamelingen van Schurink. De stoffen zitten in plastic kratten met labels waar “vloeiend” of “stug” op staat. Er is een plank vol parelmoeren en witte vormen, dozen met stukken hout die van verschillende soorten meubels komen. De stukken zijn gelabeld. Op een tafel zijn verschillende stapels gemaakt, beginselen van composities waar Schurink nog niet helemaal uit is. Het voelt uitnodigend, inspirerend, speels.

Hoe lang zit je nu in dit atelier?
Ondertussen volgens mij drie jaar.

Je bent hier alweer een tijdje bezig. Wanneer ben je begonnen met sculpturen maken?
Ik ben in 2015 afgestudeerd in mode. Ik had vlak na de academie heel erg het idee dat ik gelijk iets moest gaan doen. Prestatiedrang. Een collectie maken. Ik merkte dat ik daar geen drive voor had. Iets hield me tegen. 

Toen heb ik twee jaar vrij weinig gedaan en in de horeca gewerkt.
Ik denk dat dat heel erg nodig is geweest. Op de academie zit je natuurlijk in een bubbel en werk je heel schools. In die twee jaar heb ik op een ongedwongen manier gevonden wat dicht bij mij ligt. Zonder heel erg bezig te zijn met: “Wat móet ik nu maken?”, “Wat is het concept?”, etcetera.

Zonder “Het moet nu af.” 
Ook dat. “Af en verkoopbaar.” Dat heb ik los kunnen laten in die twee jaar. Toen ben ik erachter gekomen dat ik niet met mode verder wilde. Het voelde niet goed om door te gaan in een systeem met zo’n giftige werk-ethiek. Ik vind de sfeer van de modewereld echt verschrikkelijk, ik voel me daar niet in thuis.

Waar zit dat hem in, denk je?
Aan de ene kant ligt het aan een soort arrogantie die in de mode-industrie hangt. Iedereen maakt iets ‘nieuws’ en modeontwerpers nemen vaak eensoort ‘goddelijkheid’ aan waarvan ik denk: “Jongens, dat is het gewoon niet”. 

En de andere kant?
De snelheid van de mode-industrie. Het gaat zo hard, collectie na collectie na collectie. Die snelheid trekt mij niet. Er is geen tijd voor creatief proces, voor afstand nemen en experimenteren. Het is gelijk dóór. Je kan op die manier volgens mij ook geen duurzame carrière in de kunst hebben. Steeds maar mensen aansporen om meer te kopen. Nieuwe dingen. Daar voelde ik me ook niet prettig bij.

Je hebt het over duurzaamheid. In je werk gebruik je veel materialen die tweedehands zijn. Hoe werkt jouw zoekproces?  
Dat is ook gekomen vanuit mijn frustratie met mode. Ik besloot op gegeven moment om geen fast fashion meer te kopen. Maar ja, ik had geen geld om de duurdere en duurzame dingen te kopen. Dus toen ging ik heel vaak naar kringloopwinkels.

Ik raakte geïnspireerd door alle spullen, texturen en materialen die ik daar vond. Die ben ik toen gaan verzamelen. Als ik nu bij de kassa kom zie ik mensen ook kijken en denken van: “Hè? Wat is dit allemaal?”
Maar ik kijk natuurlijk niet naar dingen en denk: “Dat is een leuk bakje voor thuis.”
Ik denk: “Dit is een mooie vorm, of dit is een mooie kleur. “

Je kijkt ook niet altijd naar het geheel. 
Nee. Veel gaat uit elkaar. Ik kijk vooral naar de materialen in plaats van de producten. Zo koop ik bijvoorbeeld heel veel prijsbekers en daar gebruik ik dan de voetjes van. Dat soort dingen. Ik ga ook heel vaak naar Scrap, dat is mijn snoepwinkel. Of naar Buurman, daar koop ik al mijn hout tweedehands.

Ook weer de duurzame optie. 
Ik probeer alles wat tweedehands kan tweedehands te kopen. Dat zorgt er ook voor dat ik nooit van tevoren kan bepalen wat ik vind of wat het gaat zijn. Het is altijd puur toeval. Maar het zorgt ook voor een bepaalde speelsheid.

Het creëert een kader, maar wel een heel vrij kader? 
Ja. Wat ik ga maken ligt heel vaak aan de materialen die ik vind. Soms vind ik iets waarvan ik denk: “O my god, dit is geweldig.” Dan heb je meteen zin om er iets mee te maken. Het is voor mij dus altijd een soort verrassing en ik vind het heel fijn om daarmee associatief te werken. Daarmee leg ik mezelf niet zoveel op en behoud ik vrijheid om te experimenteren.

Hoe vaak ga je?
Het ligt er een beetje aan. Ik heb nu al best wel wat verzameld en ik ben nu meerdere werken aan het afmaken. Dus dan ga ik niet zoveel. Maar soms ga ik iedere week. Het werkt het beste als ik heel veel materialen om me heen heb en daarmee kan gaan schuiven en spelen.

Kan je je herinneren hoe het was om je eerste sculptuur af te maken, na die hele reis door de mode-academie en daarna je jaren experimenteren? 
Het loopt allemaal heel geleidelijk. Ik zie het als één groot proces. Ik maakte eerst vooral 2-D collages en fotografie. Ik werd gevraagd voor het Vegan Food festival, om daar styling voor te doen. Toen heb ik opstapelingen en sculpturen van groente en fruit gemaakt. Daarna had ik een expo van de collages bij Kaapse Marie en toen zei degene die het organiseert: “Ik vind die sculpturen heel tof.” 

Die waren natuurlijk eenmalig, want groente en fruit kan je niet bewaren. Ik maakte wel al veel foto’s en losse opstapelingen van tweedehands dingen en toen dacht ik: “Laat ik er echt sculpturen mee maken. “


Het is een hele fijne samenkomst van vorm en kleur. Je kleurgebruik is heel persoonlijk en herkenbaar. Heb je dit door de jaren heen meegenomen of was dat ook een zoektocht? 
Nou, ik denk sowieso dat er bij mij heel veel wel vanuit mijn mode-achtergrond komt. Ik werk nog heel erg hetzelfde.

Je collecties hebben ook nog namen alsof het mode-collecties zijn. A/W 2019, etc.  
Ik maak een collectie per modeseizoen. Dus autumn/winter en spring/summer. Het is nu nog spring/summer en ik ben nu ook bezig met de spring/summer collecties. Mode-collecties worden altijd vernoemd naar het aankomende seizoen. Die worden al een jaar van tevoren gemaakt. Weer die hoge werkdruk. Ik vernoem de collectie naar het seizoen waarin ik het maak. Ook om te laten zien: dit heb je nodig, deze tijd heb je nodig om te kunnen creëren.

Daarbij leg ik mezelf van tevoren ook nooit een aantal op. Ik werk tijdens de lente en zomer aan sculpturen en als de zomer voorbij is, is de collectie klaar.


Een knipoog en een kleine aanklacht. 
Ik zie al mijn sculpturen ook een beetje als outfits op modellen. Het zijn losse werken die met elkaar samenwerken als een collectie. Ik presenteer het ook vaak met elkaar en dan wordt het een geheel. Ik probeer nu ook steeds meer in mijn presentaties met licht te werken.

Dat is nu inderdaad in de voorbereidingen van je expo ook heel duidelijk. Ik heb een beetje meegekregen van je voorbereiding en ik hoorde over licht en muziek 
Ik had het idee al. En jullie doen normaal bij de opening van een expo ook dingen met muziek. Dus ik dacht: dit is de uitgelezen kans om dit een keer te proberen. Ik vind het heel leuk om een wereldje te creëren. De losse werken zijn op zichzelf al een beetje vervreemdend. Ik wil kijken of ik die vervreemding nog wat groter kan maken en de sfeer in beeld te brengen die ik voel.

Hoe kijk je aan tegen je solo-expo in Untitled? Is het je eerste solo-expositie?
Nee, maar het is wel de grootste. En de meest serieuze. Ik heb wel vaker solo’s gehad maar die waren veel kleiner. Ik vind het heel spannend, maar ook heel leuk om het zo groots aan te kunnen pakken.

Is er een bepaald gevoel dat je hoopt dat je werk opwekt als mensen straks bij je expo zijn?
Wat ik vooral heel lastig vond is dat het altijd heel belangrijk wordt gevonden om conceptueel te werken. Ik merkte op gegeven moment dat ik vooral concepten aan het verzinnen was en daarbij kunstwerken maakte en dat frustreerde me. Vaak in musea zie je kunst waarbij je eerst een heel verhaal moet lezen om het te begrijpen. Het verboden woord is ‘mooi.’ Ik wil graag dat mijn werk iets met mensen doet. Maar daarbij is schoonheid ook belangrijk. Ik hoop heel erg dat ze hetzelfde hebben als ik: een onverklaarbare euforie door de vormen en kleuren.

Dat ze esthetisch geprikkeld worden. 
Dat is een van de belangrijkste dingen die ik met mijn werk wil doen. Dat het leuk en speels is en dat mensen er blij van worden. Ik was bij Object en de mooiste reacties vond ik van mensen die langslopen, eigenlijk al door willen lopen, toch even blijven staan, terugkijken en dan een kleine lach op hun gezicht krijgen. Dat is wat ik wil.

Dat is hem. 
De wat diepere laag daarnaast is dat ik mensen wil laten zien hoe je met bestaande dingen hele leuke dingen kan doen door er iets anders naar te kijken. Meestal vind ik recycle-projecten visueel niet zo aantrekkelijk en recyclen wordt al gauw zo lastig en moeilijk en zwaarbeladen. Maar kijk eens anders naar de dingen die je thuis hebt liggen, je kan er superleuke dingen mee doen.

Het voelt ook als een viering van schoonheid en alle verschillende textuurtjes en vormen en spullen die je kan ontdekken. Je kan nog een beetje zien wat het ooit was, maar bijna niet meer. 
Dat is denk ik ook het leuke eraan. Het is een vorm op zich, maar er zit herkenning in.

Hoe ziet een dag op je atelier eruit, hoe vaak ben je hier? 
Afgelopen zomer ben ik elke dag hier in het atelier geweest. Nu ben ik bezig met werken afronden, dus dat is veel verven en in elkaar zetten. De technische dingen. En foto’s maken. Maar als ik nieuw werk ga maken doe ik dat het liefst in de avond. Dan gaan de gordijnen dicht en de gekleurde lichten aan en muziek op. Die tafel daar is mijn schuiftafel en dan ga ik daar zitten. Schuiven, uit elkaar halen. Spelen.

Dat is de kern van je maakproces. 
Ja. Ik zit dan echt helemaal in mijn eigen wereldje. Dan is alles van buiten weg. Geen ruis. Soms komen er dan dingen uit en die ontwikkel ik dan totdat ze in elkaar gezet worden.

Dat in elkaar zetten lijkt me ook een leerproces. Daar is geen handleiding voor.
Ik heb natuurlijk een achtergrond in de mode. Daar werkte ik wel met andere materialen, maar het is bij iedere sculptuur weer leren. Ik doe het grotendeels zelf en kijk af en toe youtube-tutorials. Dat is denk ik ook mijn voordeel, ik laat me daardoor niet tegenhouden door technische dingen. Waar een vakman zou zeggen: “Nee, waarom zou je dit zo doen?”, denk ik: “Ik kijk wel”.

Zo ben ik stukje bij beetje mijn eigen technieken aan het ontwikkelen.

Je wordt een expert in een hele bijzondere niche. 
Als je beelden vanuit niets maakt kan je het helemaal zo vormen als je wil. Dat kan bij mij niet altijd. Het is heel erg werken met hoe iets al is. Soms kan je wel een beetje dingen aanpassen maar het materiaal is zoals het is. Een tweedehands schaal kan je niet kleiner of groter maken. Soms is het zo dat ik een werk bijna af heb en dan denk: “Shit, als het net iets kleiner was geweest, was het perfect”. Maar zo werkt het niet.

Je kan het niet krimpen. 
Precies. Dus dan gaat-ie uit elkaar en moet er toch iets anders van gemaakt worden. Voor mij is dat ook wel fijn. Daardoor dwing je jezelf om altijd mee te gaan met wat er is. Ook als andere mensen iets willen of een opdracht geven. Soms kan het gewoon niet. Het is zoals het is.

De beperking lijkt me ook bevrijdend. Die komt nooit vanuit jezelf, alleen uit het materiaal.
Het werkt heel veel creativiteit in de hand. Op de kunstacademie vond ik het heel frustrerend om een kledingstuk vanuit het niets te maken. Het is vooral heel nauwkeurig en technisch werk. Ik heb eigenlijk bijna nooit een kledingstuk helemaal afgemaakt omdat ik mezelf altijd verloor in materiaal experimentjes.

Het komt heel mooi bij elkaar zo nu, alsof je op je plek bent nu. 
Dat voelt ook wel echt zo. Omdat ik een soort doorlopende collecties heb, lopen het proces en mijn ontwikkeling ook constant door.

We doen nog een rondje door het atelier en blijven even stil staan bij de werken die af zijn en binnenkort naar de galerie gaan. 

Kan je aanwijzen waar dit werk is begonnen? Of waarmee, eigenlijk?
Dit is begonnen met een sokkel die ik had gemaakt. Die stond hier en toen heb ik die boog uit een oude blokkendoos gehaald. En dit is een oude tafelpoot. Dit is ook samenkomen op zo’n avond waarop ik ging rondschuiven. Dit zette ik met elkaar samen en toen ontstond het.


Het ziet eruit alsof het altijd al bij elkaar hoorde te zijn.
Ik merk soms dat mensen denken dat ik zomaar dingen bij elkaar plak. Maar er gaat juist heel veel werk in zitten om het zo te krijgen dat het lijkt alsof het gewoon op elkaar is gezet en niet geforceerd is.

Is het bij deze, met blauwe lucht en wolkjes-motief, voor het eerst dat je hem ook zelf beschilderd hebt?
Dit is de eerste met een schildering. Vond ik ook wel spannend om te doen. Je werkt dan toch anders. Maar ik ben heel blij met hoe het is geworden. Voor het eerst ook werken met licht.

Ik hoopte al dat je de lampen even voor me aan ging doen. Heel indrukwekkend. Was dit eerst al een lamp?
Nee. Het is dit materiaal, hier ligt ook nog een rol ervan. Ik heb het bij Scrap gevonden en mijn hart maakte een klein sprongetje. Heel leuk, soms weet ik ook niet waar dit soort materialen oorspronkelijk voor gebruikt worden. Tijdens Object hoopte ik ook al dat er iemand langs zou komen die zou zeggen: wat leuk, dit ken ik. Het wordt dus in de maquette-bouw gebruikt. Die herkenning vind ik heel leuk.

Het is een hele prettige herkenning. Vervreemdend, maar ook alsof je het eigenlijk al kende. En nu is het er. Deze hier, dat gebogen staal, doet mij dan weer denken aan iets dat bij ons vroeger op de ontbijttafel stond om geroosterd brood in te zetten. 
Het was een toiletrolhouder! Dat zijn van die dingen die op zichzelf snel voor lief genomen worden. Ik zie de vorm dan en die wil ik dan uitlichten.

Is er in je collectie nog één ding waarvan je het leuk vindt om over de oorsprong te vertellen? 
Niet per se iets dat hier in het atelier staat. Maar ik heb wel af en toe dat ik iets aan het maken ben en dan een vorm zoek. Dan ga ik uiteindelijk naar huis om mijn eigen vijzel te halen. En dan heb ik zelf geen vijzel meer.

Ik had laatst een keer bloemen mee naar het atelier gehaald en toen zei ik nog tegen mijn ateliergenoot: “Zo handig, al die vaasjes”. Toen ik wat later zelf ook bloemen mee naar huis nam stond ik voor mijn kast en dacht ik: “Hm.” Bleek ik thuis geen vaas meer over te hebben.

De expo van Laura Schurink is te zien vanaf 17 september in Gallery Untitled. Ben je benieuwd naar het werk van Schurink? Neem alvast een kijkje op onze webshop!