We spreken af met Dekkers Leijdekkers op het kantoor van Pai in het Nederlands Fotomuseum. Anne kan helaas niet bij het interview zijn, dus vandaag spreken we maar met één helft van dit duo. Pai Dekkers werkt hier als registrator, maar dat is niet het enige wat zich achter deze deuren afspeelt. In een zijkamer iets verderop wordt een maakproces dat inmiddels zo’n anderhalve eeuw oud is nieuw leven ingeblazen, met schitterend resultaat. Het is een kleine kamer, vol met middelen die ook gebruikt worden in het restauratieproces van het museum.
Achterin de hoek hebben Dekkers Leijdekkers hun eigen werkplekje gecreëerd. Op tafel ligt een groot stuk zeewier uitgespreid. Pai stalt meteen nog meer van zijn werkspullen uit en samen duiken we in de onderwaterwereld van het zeewier. Hij slaat een multomap open met doorzichtige pagina’s. In elk vakje zit een stuk zeewier, met stickers.
Je schrijft hier alles op over de wieren.
Ja. Latijnse naam, Nederlandse naam, vindplaats, datum.
Je vader is botanicus. Is je interesse voor natuur er met de paplepel ingegoten?
We gingen vroeger veel wandelen. Dan wees hij me van alles aan. Zelf had ik daar nooit zoveel mee, totdat Anne en ik aan dit project begonnen. Toen was ik opeens degene die allemaal Latijnse namen moest leren en determineren. We hebben mijn vader een keer meegenomen op excursie, en toen moest ik hem opeens allemaal dingen uitleggen.
Dat is zo gaaf.
Ja. Hij vond het leuk om die hele nieuwe wereld onder water te ontdekken. Hij is in Singapore gepromoveerd op de groeisnelheid van bamboe. Daar komt mijn naam ook vandaan, Pai. Dat is een bamboesoort.
Wat hebben we hier voor ons liggen? Het is een hele grote plaat van plexiglas met daarop wier. Het lijkt haast een struikje, met bubbeltjes in plaats van blaadjes.
Dit is een knotswier. Je ziet hier allemaal blaasjes, daar zit lucht in. Dat zorgt ervoor dat hij rechtop blijft onder water.
Waar is dit wier gevonden?
Bij Neeltje Jans. Zeewier groeit voornamelijk op vast sediment. In het losse strandzand groeit het bijna niet. In Zeeland heb je veel strekdammen, oesterbanken en basaltblokken.
Dan heeft het wier iets om aan vast te groeien?
Precies. Vooraf aan een excursie kijk je naar de stand van de maan, omdat je te maken hebt met de getijden. De dag na volle maan is er laag water en kan je op zoek naar de soorten die anders niet droog komen te liggen. En je hoeft geen duikpak aan te trekken.
Dan gaan jullie op stap.
Het is best een knullig uitje. Je trekt je laarzen aan, loopt misschien tweehonderd meter dan sta je de hele dag naar beneden te kijken en te roeren in een klein poeltje. Ik vind het heel leuk.
Een deel van het Herbarium
Jullie komen een mooi stuk zeewier tegen. Wat is de volgende stap?
Dan neem je het mee in een emmer. Onderweg lijkt het meer een bak vol snot, thuis ga je dan drogen en de vorm bepalen. Of eigenlijk; de compositie bepalen. De vorm maakt de plant zelf.
Die compositie maken kost tijd, je wil dat iedere vertakking zichtbaar is. Dat betekent uit vlechten en het afval er tussenuit halen. Daarna is het een kwestie van drogen onder een doek met kranten en gewicht er bovenop. Die vervang je om de twee dagen, anders gaat het schimmelen.
Je moet het wier een beetje liefkozen terwijl het droogt.
Dat is heel belangrijk. Als je dat niet doet kan je je hele exemplaar verknallen.
Daarna begint het maken van een blauwdruk.
Ja. Je smeert een papier in met chemicaliën en daar leg je het wier op. Dat gaat onder uv-licht. Daar kan je op een mooie dag de zon voor gebruiken, maar er zijn ook speciale lampen. Alle chemicaliën die het licht raken harden uit. Wat uithardt wordt blauw. De rest spoel je weg.
Expo Dekkers Leijdekkers in Untitled / Foto door Sem Rietstap
In de galerie hangt een van de wieren die je hebt gebruikt om afdrukken te maken. Die is niet meer bruikbaar voor de cyanotypie. Hoe zit dat?
Daar in de hoek staat er ook zo een. Die is al helemaal uit elkaar gevallen. Het is biologisch materiaal en dat vergaat als je er veel aan zit. Op een groot formaat is het allemaal nog kwetsbaarder, dus dan wil je niet beloven dat je er tien afdrukken van kan maken.
We bladeren samen nog eens door de map met exemplaren die Pai op tafel heeft gelegd.
Het veertje, de Wakame. Die spreekt bij veel bezoekers van jullie expo tot de verbeelding.
Dat is een van de eerdere vondsten. Hij is veel voorkomend, maar dit is een extreem mooi exemplaar. Puntgaaf. Je komt deze vaak tegen, maar de zaak is om de mooiste exemplaren te vinden.
Gelidium Vagum ( Vlak Geleiwier)
Deze vind ik ook bijzonder. Een soort vuurwerkje.
Het is voor mij vaak gewoon een wier, maar mensen laten hun fantasie er echt op los. Dat is heel leuk, iedereen heeft zijn eigen associatie met de vorm. Dit exemplaar kwamen we tegen en had ik eerst afgeschreven, omdat ik dacht dat het al bekend was, maar ik werd er toch heel erg door verrast.
Pai laat het Hoorntjeswier zien.
Die is superdun en een beetje rozig. Heel fijntjes. Hoe krijg je dit zo? Want dit is niet hoe je hem vindt, neem ik aan?
In het water ziet het eruit als een soort wolkje en als je het eruit haalt is het een vormloze klomp.
We zijn hier superlang bezig geweest om al die takjes met een penseeltje uit elkaar pluizen.
Bij de boeken die jullie maken zit een brief aan Anna Atkins. Kan je wat vertellen over wie zij is?
Atkins was een Britse biologe uit de 19e eeuw. In haar leven heeft ze duizenden blauwdrukken gemaakt om onder andere naar medewetenschappers te sturen. De rest heeft ze gebundeld in dikke boeken. Daar zijn er nu nog maar 15 van over.
Hoe zijn jullie bij haar terecht gekomen?
Het Rijksmuseum heeft een boek van Anna Atkins in de collectie. Toen ik daar werkte ging dat op gegeven moment in bruikleen naar Huis Marseille. Daarvoor moest er een conditierapport gemaakt worden, waardoor ik de kans heb gekregen om elke pagina te bekijken. Dat heeft toen heel veel indruk op me gemaakt.
Wat raakte je?
Ik had het nog nooit zo gezien. Ik associeerde wier altijd met wat er op het strand lag, een beetje vies en stinkend. Terwijl het daar helemaal niet groeit. Wanneer je het aan de kust ziet is het vaak al lang losgeslagen en dood. In haar boek zie je ineens hoe mooi zeewier kan zijn.
Het wordt bijna tastbaar. Je moet er natuurlijk niet aan zitten maar omdat je zo goed de textuur en doorzichtigheid kan zien in die blauwdrukken is het opeens heel voelbaar hoe het onder water groeit.
De boeken van Atkins liggen allemaal bij de grootste musea ter wereld. Ze duiken misschien één keer in de tien jaar op voor een tentoonstelling. Toen het Rijksmuseum dat boek drie maanden lang tentoonstelde lag het open voor publiek, maar ze sloegen maar één keer per maand de pagina om. Ik vond dat heel irritant, er zitten honderden wieren in dat boek. Tijdens die tentoonstelling kon je er in totaal maar drie zien.
Was die eigen frustratie ook wat meespeelde in dit werk maken? Zeewier is van zichzelf al moeilijk bereikbaar, en in die boeken al helemaal.
Ja. Dat was het idee. De boeken die we maken vind ik wel heel interessant, dat is voor mij eigenlijk het hoofdproject. Mensen vinden de losse werken gelukkig heel mooi. Daarmee kunnen we die boeken financieren.
Cyanotypes of Dutch Algae deel II
Je hebt ook brieven aan Atkins geschreven.
Omdat de inspiratie overduidelijk van haar komt voelde het goed om haar mee te nemen in het proces. Ik verwacht niet dat ze iets terugstuurt, maar wilde haar wel meenemen, haast om een soort advies vragen: “Hoe doe je dit? Wat zijn de juiste vragen om te stellen?”
Voel je een verwantschap met haar?
Ik vind het heel bijzonder dat zij zo lang met dit project bezig was, ze heeft er tien jaar aan gewerkt. Cyanotypie is uitgevonden in 1842. Wanneer je op dezelfde manier bezig bent als hoe het er meer dan 150 jaar geleden aan toe ging krijg je heel veel bewondering voor hoe zij het allemaal met de hand heeft gedaan. Haar herbarium is verloren gegaan, maar de boeken zijn bewaard.
In de het museum-archief.
Het werk van Atkins begon als wetenschap en is nu kunst geworden. Kees Moeliker heeft gevraagd of we ons herbarium willen schenken aan het Natuurhistorisch, dus bij ons loopt het misschien juist andersom: dat het herbarium, het materiaal dat we gebruiken, in het museum blijft. Kunst als wetenschap.
Het is jullie doel om uiteindelijk alle Nederlandse wieren in kaart te brengen.
Dat is in elk geval een heel mooi streven. Het doel voor mij is om hier nog heel lang mee bezig te zijn. En heel veel te ontdekken.
Ik heb het idee dat er iets in jou ‘aan’ gaat als het gaat om langere processen. Wat trekt jou daaraan?
Wat me bezighoudt is dat je blijft ontdekken. Het hoeft nooit af te zijn. Ik weet dat ik nooit alle 250 soorten gaan vinden. Misschien zijn er tegen de tijd dat ik die 250 oorspronkelijke soorten heb gevonden wel weer nieuwe exoten bijgekomen Het is heel divers werk. Je bent buiten, bezig met fotografie, bezig met natuur. Het is een beetje wetenschap, een beetje kunst. Daarin is elke stap weer een nieuwe ontdekking.